Hier mijn beslommeringen van de maand mei 2013.
Na vier weken regenachtig en koud Nederland was het weer tijd om terug te keren. Het was lekker om in Nederland te zijn, ondanks de economische malaise. Ben, als grote vent (ja toch?) door mijn moeder verwend met kost en inwoning. En uiteraard lekker eten. Te veel lekker eten, dus was vier kilo aangekomen in die vier weken. En nu we het over kilo’s hebben maar even het euvel van de reis vertellen. Had geen goede weegschaal om mijn koffers op te wegen maar had zelf al wel het gevoel dat ik wat boven de toegestane 23 kilo zat. Twee koffers mocht ik meenemen, en die zaten dan ook nokkie vol. Aangekomen op Schiphol werd het al snel duidelijk. In plaats van de toegestane (2×23) 46 kilo had ik er 51. Ik zeg tegen de aardige juf achter de balie: wat kost dat, als ik dat moet betalen. Als het erg duur is haal ik mijn computer er wel uit, dan zit ik daarna aardig in de richting denk ik. Ze gaat zoeken en zecht, dat kost 55 euro. Mmmm, ok zeg ik, ik betaal wel, dan hoef ik de boel niet helemaal open te maken midden op schiphol. Ze print mijn koffer labels en meld me dat ik een paar honderd meter verderop de 55 euro kan betalen. Daar zou ik dan ook mijn boarding pas krijgen. Fluitend liep ik naar de betreffende balie. De wat minder aardige juf achter die balie begint te mompelen. Ik hoorde haar nog zaken binnensmonds zeggen zoals: daar heb ik niks aan. Gadver wat moet ik hier nu mee. Ze loopt weg en komt vijf minuten later terug. Tja er is een probleem meld ze. De juf bij de koffers heet 55 euro gezegd, maar u vliegt naar Africa en dat kost 150 euro. Oeps. Geen beweging in die juf te krijgen, maar ik zag al wel een opening. Ik terug naar de incheck balie, het probleem uitgelegd. De balie manager kwam er bij, een aardige Marokkaan. (ik vloog met Marok Air). Ik leg het hem uit. Hij vraagt of ik dan de koffer terug wil om die computer er uit te halen en ik bevestig dat. Mmm peinst ie, dat wordt wat moeilijk. Weet je wat, ik regel het wel voor je, laat maar zitten die overcharge. Hij print mijn boardingpas en ik kan zo verder. Hobbel een is genomen.
De vlucht naar Casablanca was perfect op tijd. Het is maar drie uur en een beetje maar toch altijd wel een hele zit. In Casablanca moest ik twee uur wachten, ook dat was nog te overzien. En ook de vlucht naar Bamako was weer precies op tijd en ook weer vrij saai. De spanning begon pas bij aankomst in Bamako. Tijdens het lande kon je duidelijk een enorme donderbui hangen boven Bamako. De bliksem lichte om de paar seconde de lucht op. De piloot zette de laatste beetjes van de landing in en klapte zijn landingsgestel uit. De flappen vol uit om snelheid te minderen maar de bliksem kwam steeds dichterbij. Tweehonderd meter hoog zat ik en verwachte elke moment de bons van het landen toen de chaffeur plots vol gas gaf. Ik schrok me wild en haalde me van alles in het hoofd. Er stond een ezel op de landingsbaan of erger een ander vliegtuig. Of misschien was het landings gestel wel niet goed uitgeklapt. Mischien wel een kaping. Enfin, echte lekker voel je je dan niet dat kan ik je verzekeren. Eenmaal weer op een kilometer hoogte of zo melde de piloot dat er een flinke donderbui boven de landingsbaan lag en hij uit voorzorg even ging afwachten. En zo circelde we 30 minuutjes boven Bamako. Uit goed geinformeerde bronnen weet ik dat men het tegenwoordig krap meet met de kerosine dus verwonderde me hoe lang we hier konden ronddraaien door deze kermislucht. Na een minuut of 20 mooi uitzicht gehad te hebben op Bamako, verlicht door de talrijke bliksemflitsen zette de piloot wederom de landing in. Zonder overigens enige mededeling. ik zat aan het raampje en kon dus goed zien hoe de vleugels door de windvlagen heen en weer gingen en met een klap, zoals ik nog nooit meegemaakt had, zette de piloot het vliegtuig aan de grond. Langs de baan stonden 4 brandweer auto’s met zwaailichten klaar voor het geval het mis was gegaan. Het duurde even voor mijn hart weer normaal klopte. Yes, ik was veilig aangekomen. Nog een hobbel en dan was ik er doorheen. De hobbel van de douane. Ik had van alles in mijn koffer waar men problemen over kon, en dus zou, maken. Stuk of wat telefoons, planten, plantenzaadjes, kaas, vlees, enfin, van alles wat je in Europa absoluut niet door de douane heen zou krijgen. Toen ik mijn koffers van de band haalde, en constateerde dat mijn gloednieuwe koffer helemaal gescheurd was, werd ik benaderd door een van de vele mannekes die er rondliepen. Geldwisselaars, onofficiële kruiers, taxichauffeurs etc. Mannekes die op een normaal vliegveld pas buiten staan te wachten, hier liepen ze in de aankomst hal de mensen die op hun koffers staan te wachten gewoon lastig te vallen. Moet je horen, zegt het manneke. Er staat een rood kruis op je koffer label. Dat betekend dat de douane je gaat controleren. En dat gaat je veel geld kosten want ze vinden altijd wel wat. Ja, zeg ik stoer, maar wat kan je er aan doen. Ik zal je helpen, zegt het manneke en tovert twee witte labels uit zijn zak die hij over het rode kruis plakt. Kijk, nou zien ze het niet, volg mij. Ik deed alsof mijn neus bloede en liep achter de man aan, die zo door de douane heen liep met mijn ‘ rode kruis’ koffer zonder te stoppen. Ik deed hetzelfde met mijn koffer zonder kruis. Het was een lekkere puinhoop en iedereen liep door elkaar, de douane had niets in de gaten. Eenmaal buiten zegt het manneke : Zo, heb ik je even mooi geholpen, ik heb je veel geld en tijd bespaart, geef me maar 40 euro, dan is het goed. Terwijl hij dat zei kwam de taxichauffeur aanlopen die ik van te voren had besteld. Een aardige gast die veel ritjes voor de ‘ Sleepy Camel’ het hotelletje waar ik verblijf, doet. Ik deed dus net alsof ik manneke van de 40 euro niet hoorde, begroete de taxichauffeur uitbundig en vertelde hem het koffer van manneke over te nemen. Die keek wat beteuterd maar kon niet anders doen dan de koffer uit handen geven. Ja maar, ja maar, mijn 40 euro dan. Volgende keer, riep ik hem toe. Nu had ik niks in mijn koffer, alleen kleren, dus als ze gecontroleerd hadden had ik ook niets hoeven betalen. Maar bedankt voor de hulp. Kambee. (tot ziens, in Bambara).
Wat was ik blij toen ik eenmaal in bed in de Sleepy Camel lag. Het was er bloedheet. De airconditioner werkte niet want er was geen stroom, maar ik sliep snel in. Pfff, een moeilijke reis achter de rug.
Helaas waren de problemen nog niet allemaal voorbij.
Bestede de volgende dag aan de boodschappen. Had bijvoorbeeld mijn Honda generator bij de reparateur gelaten. Je hebt nu een maand de tijd om hem goed te maken had ik nog gemeld. Want de vorige keer had hij hem niet goed gerepareerd. Dus, denk erom, over een maand kom ik terug, zorg dat ie nu goed loopt. Toen ik aankwam was het uiteraard op zijn Afrikaans. Euhhh, ja morgen is ie klaar. Ik werd pissig en melde dat ik toch echt de volgende ochtend om 6 uur zou vertrekken richting Manantali, hij had een maand de tijd gehad, dus ik wilde hem, gerepareerd, vandaag hebben. Na veel soebatten zou hij hem die avond bij het hotel komen brengen. Maar veel vertrouwen had ik er niet meer in. Reed de drie supermarkten af en sloeg koffie, bonen en blikvoer in. Een doos met water, zeep, tandpasta, enfin, al die dingen waar ze in Manantali of nooit van gehoord hebben, of schrikbarend duur is, of al jaren op de schap ligt zodat het ruim over de datum is.
Ibrahim, de manus van alles van de Sleepy Camel had mijn auto laten repareren en keuren. Dat zag er goed uit, alhoewel ik wat vreemd opkeek toen ie melde dat de hele radiator er af was geweest. Dus reed ik de volgende ochtend vroeg richting mijn huis. Ik verlangde naar de koelte, de plons in het frisse water en de rust. Ik was Kati nog niet voorbij (zo’n 20 km van Bamako) of de temperatuur van mijn auto begon gevaarlijk op te lopen. Minderde vaart en zette de verwarming op hoog, om zo te proberen leed te voorkomen maar de wijzer bleef maar klimmen. Gadverdamme, ik reed natuurlijk net op het stuk tussen Kati en Kita, 200 km niks. En ja hoor, zag plots rookwolken onder mijn motorkap uitkomen. Stopte snel, gooide de motorkap open en een stoot stoom ontsnapte uit de motor. Het water in de radiator overloop reservoir stond te koken en te stomen. Tenminste, dat water wat er nog in zat. Daar sta je dan midden in de bush, brandende zon op je bolletje. Er zat niets anders op dan wachten tot de boel was uitgekookt, en hopen dat ie niet mijn koppakking had verbrand. Na een kwartier durfde ik voorzichtig, met behulp van mijn t-shirt, de radiator dop open te draaien. Dat verlichte de druk enigszins. Er bleek nog maar weinig vloeistof in te zitten. Was ik blij dat ik een doos met mineraal water ingeslagen had. Voorzichtig en langzaam goot ik 3 liter water in de radiator. Als je dat te snel doet zou het wel eens te snel kunnen afkoelen waardoor er van alles kapot kon gaan leek me. Keek nog of ik wat zag lekken onder de motor maar het leek droog te blijven. Starte de motor weer en de temperatuur meter zakte al snel weer naar normaal. Ik reed voorzichtig verder maar na 15 km begon de temperatuur weer op te lopen. Stopte nu voor hij halverwege was en keek weer in de radiator. Die was weer half leeg. Daar ging de volgende twee liter er in. Zolang ik dat bleef doen ging het goed, dus elke 15 a 20 kilometer even bijvullen. Op z’n Afrikaans. Maar ik had maar een door water, omgerekend 12 flessen van anderhalve liter. Ik hoopte dat ik op deze manier Kita zou halen, daar zat vast wel een monteur. Zou er ieder geval water kunnen krijgen. Op mijn laatste fles water reed ik Kita binnen en stopte bij het eerste tankstation. Besloot om geen monteur te zoeken maar heel veel water mee te nemen om zo vandaag toch nog Manantali te kunnen halen. Het rare was dat toen ik eenmaal op de piste reed, en de snelheid dus een stuk lager was, het water niveau niet zakte. Om 4 uur in de middag reed ik mijn terrein op, waar Boly al met een brede grijns op me stond te wachten. Ook Fodé was weer blij me te zien. Mijn hond Brox kende k bijna niet meer terug. Zo dun als een lat en een paar cm’s groter. Die plaste mijn hele schoenen onder van blijdschap. Toen ik de kat zag schrok ik nog erger. Dat was net een biaffra kind. Bah bah, het is wel weer duidelijk dat ondanks mijn goede aanwijzingen een afrikaan niet goed op zijn (of mijn) beesten past.
De tuin lag er verder wel goed bij alhoewel het duidelijk was dat vooral de Mango bomen te lijden hebben door de uitblijvende regens. Mijn huis was een grote insecten feest. Bestede dus de week daarop aan het schoonmaken er van en aan het verbeteren van het onderhoud van de tuinen. Meer en beter water geven, termieten uit en van bomen halen, het organiseren van de verkoop van de groentes etc. Je kan het er maar druk mee hebben.Had me in Nederland laten onderzoeken omdat ik de laatste tij erg veel moe was. De doctor van het Radboud ziekenhuis, afdeling tropenziektes, dacht gelijk aan bilhartsiose. Dat is een worm infectie die in veel water in Afrika voorkomt. Dit kleine wormpje kruipt door je huid en nestelt zich of in je blaas, of, en dat wist ik niet, elders in je lichaam. Ik weet dat deze worm ook hier voorkomt. Zover ik weet niet in de grote rivier waar ik aan zit en dagelijks in zwem, maar wel in het stilstaande water van de zijtakken er van. De lokalen hebben er veel last van maar doen er niets aan. De ziekte kenmerkt zich vooral door het bloed in je urine. De laatste restjes urine zijn dan rood gekleurd. maar daar had ik helemaal geen last van zodat ik ook zelf die diagnose niet kon stellen.
Eenmaal terug hier in Manantali kreeg ik uitslag van de arts via mail. Het bleek inderdaad bilhartsiose te zijn. Had de medicijnen al in Nederland gehaald en slikte diezelfde avond 8 grote pillen. De dagen daarop ging het steeds beter, mijn moeheid was duidelijk verminderd en ik voelde me weer veel energieker, ondanks de nog steeds voortdurende hitte.
Er blijken in de 6 weken afwezigheid geen gasten geweest te zijn. Er schijnt wel een Engelse auto voor de deur te hebben gestaan maar omdat er niemand was is die weer weg gereden. Het hulpje van de buurman had hem gezien maar die spreekt geen woord Frans, laat staan Engels.
De 5 jonge katjes waren ondertussen al aardig gegroeid en stoeide door mijn bloemen en planten. Was ik niet blij mee, verschillende planten waren geheel kapot. Maar ja, een kat luistert eigenlijk nooit dus moest ik ze het de harde manier afleren. Elke keer als ze ergens waren waar ze niet mochten zijn kregen ze een plens water of zich heen. Dat schaad de katjes niet maar ze schrikken zich wel wezenloos. Dus hadden de kleintjes al gauw afgeleerd in mijn bloemenperken te spelen of kakken.
Al snel na mijn terugkomst stonden er , laat in de avond, twee Nederlandse studenten voor de poort. Ze waren in een oude Engelse landrover west Africa aan het door krossen. Via andere reizigers (Wolfgang en Iris) hadden ze gehoord dat het hier goed toeven was. Sjors en Thomas, beide student in Delft, bleven drie dagen. Dat was gezellig, maar wel weer druk. En zo was de maand snel om.